Gerda Weekhout - Wissink vertelt: (deel 2 - slot).
In de oorlogsjaren hebben we veel inwoning gehad op
de boerderij. Zelf werd ik in die tijd,
we spreken over 1942, ingeschreven bij mijn grootouders omdat ze anders een gezin erbij in kregen. We
hebben ondanks de slechte tijd toch veel gelachen en ik denk dat mijn
grootouders er ook veel van hebben genoten.
Ik ging toen naar de H.B.S in Enschede. In het weekend ging ik naar huis
en kon dan intens genieten van het leven op de boerderij.
De eisen van de bezetter werden telkens zwaarder en er moesten steeds
meer producten en vee van de boerderij geleverd worden. Controleurs
telden de zakken graan bij het dorsen. Het aantal mensen dat om voedsel
vroeg, groeide gestaag.
Families met jonge kinderen kwamen bij ons inwonen vanwege de
bombardementen.
Met 15 jaar moest je een persoonsbewijs hebben. Samen met een klasgenoot
je gingen we haar bewijs ophalen in het gemeentehuis.
Daar bleek dat ze op een heel andere naam was ingeschreven.
Ze bleek een aangenomen kind te zijn en de ouders hadden haar dat nooit
verteld.
De schok was enorm groot en ik had diep medelijden met haar.
Ondertussen kwamen er steeds meer mensen om hulp, voedsel en onderdak
vragen.
Mijn ouders hebben veel kunnen helpen en vonden dat niet meer dan hun
plicht.
Naast andere onderduikers was er ook een joodse jongen, die naar
Palestina had gewild, met zijn broer. De oudste is goed in Zwitserland
aangekomen, de jongste is helaas in Frankrijk verraden en omgebracht.
Na de mislukte landing door de geallieerden bij Arnhem, kregen we
SS-ers ingekwartierd.
Er was veel improvisatie nodig om de onderduikers
apart te houden.
In de wei hielden de Duitsers schietoefeningen, jonge jongens die altijd
honger hadden, zodat bussen melk en brood gestolen werden.
Ook ons fruit aan de bomen was niet veilig voor hen.
In februari 1945 bleken twee geallieerde piloten zich verstopt te
houden in een aangrenzend bosje. Rondom zaten de Duitsers. Vader heeft
's nachts hulp kunnen bieden en gelukkig zijn deze Canadees en Engelsman
behouden uit de oorlog gekomen.
Op 1 april 1945, eerste Paasdag, werden we bevrijd door het Tweede
Engelse leger dat uit de richting Beckum kwam. Wat een blijdschap,
onderduikers kwamen weer te voorschijn.
Daarna kwamen 's nachts onze bevrijders en na overleg werd het zware
materiaal rondom ons huis en schuren geplaatst.
Een verschil met het lawaai en al die commando's van de Duitsers.
Helaas, toen eindelijk in juni alle tijdelijke bewoners waren
vertrokken, werd vader ziek.
Hij vermagerde snel. In 1946 ging hij nog enige tijd voor verpleging
naar Amsterdam, maar dat leverde geen verbetering op.
Vader is op 17 september 1946 overleden op de leeftijd van 52 jaar. Toen
ondervonden we wat noaberhulp kon betekenen.
Buurman Nijhuis, Hosjan, heeft voor de begrafenis veel voor ons gedaan
en daarna regelmatig geholpen en advies gegeven betreffende de
boerderij.
Dat saamhorigheidsgevoel is ook de basis geweest voor de
coëperatievorming, die vooral hier in Twente is ontstaan.
Je had elkaar nodig!
Nu veel door de overheid wordt geregeld, is de samenhang minder en de
mentaliteit individualistischer.
Ik leerde inmiddels Gerrit Weekhout kennen en op 5 mei 1953 zijn we
getrouwd.
Daarna woonden we 24 jaar in Enschede.
Eerst hebben we de boerderij van moeder gepacht en de
verantwoordelijkheid op ons genomen.
Daarna heeft zwager Jan, de man van Bertha, het overgenomen.
In 1976 verhuisden we naar Bloemendaal, waar we een goede tijd hadden.
Nu wonen we sinds 1994 met veel plezier weer in Boekelo!
Het blijft, ondanks de loop der tijd, gezellig hier!
We hebben vier getrouwde kinderen, die elders wonen.
We zijn blij met onze negen kleinkinderen die ook van
deze omgeving genieten als ze hier zijn.
Interview door: Henny Westerveld en Gerard Schartman, december 2010.
Deel 1 verscheen in Boeke-Ioos, mei 2011.
boeke-loos
juni 2011 33e jaargang, nr.339
|
>